Verlegen met...

Blog
Algemeen

Wanneer er niet een tweede golf komt, zal het, naar we hopen, mogelijk zijn met maximaal 100 mensen samen te komen in de kerk. Goed is het om ons daar al op voor te bereiden en te bespreken hoe één en ander gestalte zal kunnen krijgen. Samen zingen zal niet kunnen en zeker het Heilig Avondmaal vieren is ver weg. Het was al een fors gemis op de Witte Donderdag en Goede Vrijdag, althans zo werd het door velen ervaren.

Waarom missen mensen de gemeenschap van de gemeente, het samen de lofzang gaande houden, het brood en beker aangereikt krijgen en deze doorgeven. Misschien vindt u het niet   zo makkelijk om dat woorden te geven. Een gedicht dat je daarbij kan helpen is : ”Verlegen met mijn God” van Jan Willem Schulte Nordholt. De titel alleen al is veelzeggend. Wie voelt zich soms niet verlegen met zijn of haar God? Je kunt zeer verlangen naar een goed woord van God. Daar verlegen om zijn. Verlegen zijn om is uiting van een gemis. Verlegen zijn met is uiting van met iets of iemand opgezadeld zijn. “Je kunt beter verlegen zijn om dan met” zei mijn vader, wanneer iemand die een plaats bezette, zijn of haar taak niet of onvoldoende vervulde. Verlegen met je God, zo voelt u zich mogelijk. Anderen vragen naar de rol van de God, op Wie jij vertrouwt, in deze pandemie. Wat smalend wordt opgemerkt, dat een zieke, voor wie zijn meest naasten en de gemeente ernstig hebben gebeden om herstel, toch is gestorven. Je weet geen antwoorden. Je bent verlegen met je God. Schulte Nordholt kent die verlegenheid. Voor hem wordt deze, althans in dit gedicht, veroorzaakt door wetenschappelijke argumentatie. Als historicus zijn het vooral de boeken van Strauss en Renan, die hem aan het twijfelen brengen. De 19e eeuwse theologen David Friedrich Strauss en Ernest Renan beschreven Jezus als een merkwaardig fenomeen. Renan betoogt onder andere dat Jezus de opwekking van Lazarus heeft geënsceneerd. Rond de historische zoon van de timmerman is volgens beide theologen zeer veel mythevorming ontstaan, zoals deze ook ontstond rond Griekse goden, die uit een maagd werden geboren en als het graan stierven en weer verrezen. Wat deze “verlichte” heren beweren, verstaat de historicus maar al te goed.  Hij heeft geen verweer tegen deze kritische toeschouwers, want dat zijn de genoemde theologen, toeschouwers, geen deelnemers. Ze spreken over een fenomeen, over iets.
Halverwege het gedicht is er de wending. Deze vindt plaats in de viering van het Heilig Avondmaal. Je ziet dit mensenkind naar voren lopen. Hij denkt niet na over een fenomeen, hij weet zich geroepen door Iemand, en stapt uitgenodigd door de Levende, uit zijn bank. Om hem heen zingen broeders en zusters, door de dichter getypeerd als arme stervelingen, als dwazen zoals hijzelf. Ze zingen over het verzoenend bloed van Christus, dat roept als het bloed van Abel, bidt om barmhartigheid. Zo in de gemeente de dood van Christus gedenkend, wijkt de verlegenheid met zijn God. Dan weet Schulte Nordholt Christus vlakbij, dan eet hij Zijn genadebrood en leeft hij van Christus’ dwaze dood. We zien zeer uit naar het weer kunnen samenkomen als gemeente, het samen zingen en samen Avondmaal vieren.

Verlegen met mijn God

Ook ik kan wel als Strauss en als Renan
en zoveel andere verlichte heren
het vreemde fenomeen analyseren,
de fabels en parabels van de man
die door het koren liep in Kanaän.

Historisch is het ook wel te verstaan,
de oude mythe kan men er in horen:
een god wordt gaarne uit een maagd geboren,
doet wonderen en sterft zoals het graan
om als het graan weer op te staan.

Maar als ik door het pad naar voren schrijd
en om mij heen de arme stervelingen,
mensen zo dwaas als ik, de lofzang zingen:
“O Heer, uw bloed roept voor altijd
barmhartigheid, barmhartigheid”

dan ben ik niet verlegen met mijn God,
dan is hij vlak bij mij, dan weet ik zeker
dat hij mij aankijkt uit de donkre beker,
dan eet ik zijn genadebrood,
dan leef ik van zijn dwaze dood.

Dick van de Linde