Gezondheid

Blog
Algemeen

“Halsema onder vuur, maar niet in gevarenzone” zo kopte het dagblad Trouw vanochtend.  Gisteren vergaderde de gemeenteraad van Amsterdam over het optreden de burgemeester van de hoofdstad in zake de demonstratie tegen racisme op Tweede Pinksterdag. Sindsdien houdt dit gebeuren op de Dam, de gemoederen bezig.

Verschillende gedachten kwamen bij mij op. Allereerst de aanhoudende aanval van politici, presentatoren en journalisten.  Burgemeester Halsema moest en zou schuld bekennen. Ze deed dat aanvankelijk niet. Later gaf ze toe, fouten te hebben gemaakt. Het niet toegeven van schuld begrijp ik. Al te makkelijk door het stof gaan, maakt je ongeloofwaardig. Maar vooral begrijp ik het weigeren schuld te belijden, vanwege de gevolgen, die dat heeft. Bijna altijd, zo niet in alle gevallen, betekent schuld bekennen, dat je kop moet rollen of op zijn minst als aangeschoten wild verder gaan. Meerderen hadden wat betreft burgemeester Halsema hun oordeel al klaar. Van iemand, die werkzaam is in de zorg hoorde ik, inmiddels jaren geleden, dat je nooit moet toegeven een fout te hebben gemaakt, want anders krijg je een gigantische claim om de oren. Schuld belijden betekent, in veel gevallen, je doodvonnis tekenen.  Dat is het perspectief van een wereld, die geen pardon kent.

Het perspectief dat het evangelie ons aanreikt is dat van schuld belijden en vergeving. Die vergeving is nooit goedkoop. Bonhoeffer maakte al bezwaar tegen wat hij noemde, “goedkope genade”. Vergeving is de schuld onder ogen zien, maar niet het laatste woord gunnen. Iemand, die zijn of haar fouten onder ogen zag, zal daardoor, naar je mag verwachten beter functioneren. Hij of zij heeft er van geleerd. Zonde om een kop van zo iemand, zonder meer te laten rollen.

Aan het optreden van burgemeester Halsema zat, voor mijn gevoel, evenwel nog iets anders. Was ze wel schuldig?  Een collega wees me op een zeer aansprekend commentaar van Mirjam Elbers. Zij stelt vast, dat zwaar bevochten vrijheden sinds het virus om zich heen greep, aan banden zijn gelegd. Ook de economie en het sociale leven zuchten onder de “gezondheidsdictatuur.” Alles wordt geofferd om het vege lijf te redden. Is dat er niet teken van, dat ons leven van elk ideaal is ontdaan en we onszelf uitsluitend verstaan als biologisch wezen? We ademen, dus we bestaan en moeten dit, wanneer er kwaliteit van leven is, zien vol te houden. Als een ander virus, dat van het racisme, aan de kaak wordt gesteld, mag dat absoluut niet ten koste gaan van onze gezondheid. Niets gaat in onze geseculariseerde cultuur, daar immers boven uit. Op 1 juni gingen ook de terrassen weer open. Er werd bij het heffen van het glas, ongetwijfeld talloze keren gezegd “op je gezondheid”. Gezondheid is inderdaad een groot goed. In de Bijbel is gezondheid echter veel meer dan een prima bloeddruk en goede longfunctie. Gezondheid is, in Bijbeltaal, als een gezegend mens leven, in dienst van God en mensen en als het nodig is daarbij butsen en deuken oplopen. Mirjam Elbers eindigt haar commentaar met het een ramp te noemen, dat de gemeente niet of mondjesmaat kan samenkomen. Niet zozeer vanwege haar fysieke voortbestaan, maar vanwege het gevaar dat ons daardoor een kritisch woord ten aanzien van de gezondheidsdictatuur gaat ontbreken. Je moet er niet aan denken dat je geen ander perspectief meer wordt aangereikt, dan “gezondheid is de grootste schat” en “schuld betekent dat je kop moet rollen.”



God bless you.

Dick van de Linde